Met de aanleg van de eerste omwalling van 's-Hertogenbosch is vermoedelijk kort na het verlenen van de stadsrechten aan het einde van de twaalfde eeuw begonnen. Deze muur van bak- en tufsteen, met spaarbogen en een weergang, omvatte het gebied direct rond de markt en was omstreeks 1225 voltooid.1 Door de snel opkomende economische bloei van de aanvankelijk om strategische redenen gestichte stad, groeide 's-Hertogenbosch al snel uit haar eerste vesting. Hoewel er al veel eerder plannen voor waren, kreeg de stad pas in 1318 van Hertog Jan III van Brabant toestemming om een nieuwe, veel ruimere ommunng te bouwen. Van opbouw was deze muur gelijk aan de oudere muur. Zij bezat een op zware rondbogen rustende weergang met kantelen. Binnen de rondbogen waren schietsleuven in de muur opgenomen. In tegenstelling tot de eerste muur was de tweede niet overal op grondbogen, maar ook op strokenfunderingen met versnijdingen gefundeerd. Wanneer deze muur precies voltooid werd is moeilijk te zeggen. Naar alle waarschijnlijkheid is men begonnen met de bouw van de stadspoorten, waarna de omwalling met de muurtorens in fasen zijn aangelegd. Rond 1400 werd de Vughterdijk aan de vesting toegevoegd en zo'n honderd jaar later het Hinthamereinde, waarmee de stad de omvang verkreeg die zij tot het einde van de negentiende eeuw zou behouden. De opkomst van het kanongeschut in de loop van de 15de eeuw was er de oorzaak van dat de opzet van de vesting als een dikke muur met hoge torens niet meer voldoende bescherming bood. Om het "bresschieten" te voorkomen werd tegen de muren baggergrond opgeworpen, in eerste instantie bij gelegenheid, maar vanaf 1518 structureel. In 1542 beval het Rijksgezag in Brussel om de gehele muur aan de binnenzijde met een 24 voet (ca. 6,5 meter) brede aarden wal te versterken.2 Dat de horizontale druk van dit grondwerk op den duur teveel belasting voor het oude muurwerk betekende, blijkt uit opmetingen van het verzakte walprofiel uit 1614.3 Gedurende het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) zag de stad kans om bij de regering in Brussel ('s-Hertogenbosch had in 1579 de zijde van Spanje gekozen) de noodzaak van verbetering van de vesting aan te tonen. Sebastiaan van Thienen, "ingenieur van Hunne Hoogheden", werd naar 's-Hertogenbosch gezonden om een plan te maken voor de bastionering van de stad, waarmee in 1614 aangevangen wordt (afb. ). Dit plan wordt rond 1625 nog uitgebreid met een aantal buitenwerken, zoals een hoornwerk voor de Hinthamerpoort. In 1629 nemen de staatse troepen onder leiding van Frederik Hendrik de vesting in. De slechte toestand van de muur aan de zuidzijde van de stad met zijn lange courtines is de aanleiding om in 1634 aan de Zuidwal het bastion Oranje te bouwen. Al in 1622 had Maurits aan de zwakke zuidkant, bij de Grote Hekel, een poging ondernomen de stad bij verrassing binnen te dringen. Deze poging was toen echter mislukt. Ook wordt vanaf 1634 aan de noordzijde van de stad de Citadel aangelegd, niet alleen ter verdediging van de stad, maar ook om deze onder controle te houden. Verdere ingrepen aan de vesting zelf, behalve dan onderhoud en de aanleg van ravelijnen buiten de drie hoofdpoorten, vinden er na 1629 niet plaats. Men beplant de wal met bomen om haar een beter aanzien te geven en de burgerij gebruikt haar als wandelplaats. In zekere zin blijft deze situatie ongewijzigd tot de ontmanteling van de vesting, naar aanleiding van de vestingwet van 1874. Over het onderhoud en nut van de in sommige opzichten verouderde vesting is wel gediscussieerd, maar zonder tot ingrijpende verbeteringen te komen. In de eerste helft en het midden van de l9de eeuw is de buitenmantel van de zeer verwaarloosde, maar nog grotendeels middeleeuwse vestingmuur afgekapt om er een steens dikke klamp tegenaan te plaatsen. De oorspronkelijke schietgaten - die tot die tijd nog zichtbaar zijn - verdwenen zo achter de klampmuur. Na de opheffing van de vestingstatus van 's-Hertogenbosch in 1874 zijn de verdedigingswerken ontmanteld en is het resterend muurwerk één tot twee meter verlaagd om dienst | - |
te gaan doen als waterkering. De wallen met een kruinhoogte van rond de 11 meter boven N.A.P. zijn teruggebracht tot ca. 7 meter. De grond die daarbij vrijkwam is gebruikt om een rondweg te maken, waarlangs iepen zijn geplant. Door tuinarchitect J.M. Maréchal is op de resterende grond op de voormalige wallen aan de zuidzijde van de stad een plantsoen aangelegd. In dit plantsoen werden onder andere de langs de Hekellaan gelegen muurtorens en bastions opgenomen. Op de bastions en muurtorens werden bomen geplant, die nu veelal nog aanwezig zijn.De Sint JanspoortDe St. Janspoort is genoemd naar de patroonheilige van de Bossche kathedraal en is een van de vier landpoorten van 's-Hertogenbosch geweest. Van oorsprong heette de poort Koepoort vanwege de achterliggende koestraat, de oudere benaming van de St. Jansstraat. De poort bevond zich in de tweede stadsomwalling van de stad en is waarschijnlijk als een van de eerste vestingwerken van deze uitleg in de eerste helft van de veertiende eeuw gebouwd. Omdat de poort bij de vestingbouwkundige ingrijpende verbouwing in de zestiende eeuw gehandhaafd bleef is aan de hand van kaarten uit die tijd een impressie van het gebouw mogelijk. Op de kaart van Turijn (afb.) is goed te zien hoe twee zware muren met een doorgang haaks op de stadsmuur zijn aangegeven. De toegang tot de stad bestond dus uit een vermoedelijk laag vierkant poortgebouw van baksteen, dat waarschijnlijk zijn sterkte ontleende aan een rondeel aan de noordzijde ervan. Het is echter onduidelijk of dit rondeel met de poort was verbonden of vrij stond. Op andere kaarten, zoals van Barlandus (afb.) en Jacob van Deventer (afb.) is het rondeel, met een topgevel aan de stadse zijde, steeds duidelijk aanwezig, in tegenstelling tot de poort.De snelle ontwikkeling van vuurwapens maakte aanpassingen aan de verouderde stadsverdediging noodzakelijk. In 1518 was men begonnen met het opwerpen van aarden wallen aan de binnenzijde van de muren. Voor de poorten werd het noodzakelijk om bolwerken aan te leggen. In 1528 werd hiermee begonnen voor de Koepoort en een overkluizing gemetseld voor de nieuwe, naar St. Jan vernoemde poort. Opmerkelijk is het echter dat in 1532 de metselaar Peter van Nymegen en de steenhouwer Jan van der Laar door de schepenen van de stad naar Utrecht worden gezonden voor een inspectie van de net gebouwde Vredenburg, "om sommige wercken ende stucken, diemen alhier aen 'tbolwerck aen de Coepoirt te maken heeft, hen nae dien werck te reguleren".4 Blijkbaar vlotte de bouw in de voorafgaande vier jaar niet erg. Uiteindelijk lag voor de Koepoort, tegen de stadsmuur, een driehoekig bolwerk, met in de punt het nieuwe poortgebouw, waaronder de stadsgracht stroomde. De nieuwe poort was een vierkant gebouw, aan de landszijde voorzien van beeldhouwwerken, en vermoedelijk met een houten galerij langs het muurwerk van de facen.5 In het muurwerk waren hardstenen blokken opgenomen met gaten voor haakbussen.6 Vooral de bijzonder hoge, maar ook ranke toren op de poort, met een zadeldak tussen trapgevels, moet een opvallende verschijning zijn geweest. Tussen de nieuwe en de oude poorten werd een keien bestrating aangebracht. De aanleg van de nieuwe St. Janspoortpoort hangt waarschijnlijk ook nauw samen met de aanleg van de Langstraat (richting Vlijmen en verder), waardoor de stad aan deze zijde gemakkelijker door vijandelijke troepen te benaderen was.7 Bij de dreiging van Staatse zijde werden in 1581 vermoedelijk de facen van de poort met aarde versterkt. In 1593 wordt de toren op de St. Janspoort gesloopt omdat zij een te mooi doelwit is voor het vijandelijke geschut. Twee jaar later besluit het stadsbestuur het resterende deel van het gebouw eveneens te vervangen, genoopt door de laatste ontwikkelingen op vestingbouwkundige gebied. Het nieuwe poortgebouw is aanmerkelijk eenvoudiger van uiterlijk en vrijwel geheel in de aarden wal opgenomen. De voor- en achtergevel van de overwelfde doorgang zijn met muren geflankeerd, die | - |
aan de voorzijde iets de gracht in steken en ter afsluiting worden zware, dubbele eiken deuren aangebracht. In het plan blijft de oude (Koe)poort echter gehandhaafd omdat, in tegenstelling tot de nieuwe poort, hierin schotbalken kunnen worden aangebracht. De lage ligging van het achterliggende stadsgebied maakte deze waterkering noodzakelijk ten tijde van hoogwater. Tussen de beide poorten zou een overwelfde doorgang worden gemetseld. In mei 1597 wordt met dit werk, dat nog hetzelfde jaar af moet begonnen, waarbij echter de Koepoort wordt gesloopt.8 In 1639 wordt de overwelving van de poort gerenoveerd en een jaar later de ingang aan de voorzijde opnieuw in hardsteen opgetrokken. Eveneens moet rond deze tijd het ravelijn voor de poort zijn aangelegd. Want hoewel in 1702 in opdracht van Van Coehoorn voor de St. Janspoort een ravelijn wordt gebouwd, is op diverse zeventiende-eeuwse kaarten dit werk al aangegeven. Vermoedelijk betreft de opdracht van Van Coehoorn de modernisering van het reeds aanwezige ravelijn dat tussen 1630 en 1649 moet zijn aangelegd. Hondius heeft op een in 1630 uitgegeven kaart van "de approches van Willem Pijnssen van der Aa", tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629, voor de poort een aantal als ravelijn omschreven aardwerken aangegeven, die echter het kenmerkende uiterlijk zoals te zien is op de kaart van Blaeu uit 1649 missen. Het daarop afgebeelde ravelijn lijkt echter sprekend op het ravelijn in de opzet van Van Coehoorn, waarop zich een stenen wachtgebouw bevond. Door allerhande omstandigheden zijn de grootscheepse plannen van Van Coehoorn voor de vesting 's-Hertogenbosch slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Pas in 1734 wordt de verbetering van de vesting wederom ter hand werden genomen en wordt besloten tot het maken van drie nieuwe werken als contre-garde rond het ravelijn voor de St. Janspoort. Deze lunetten stonden bekend als de "tenaille Holstein", vernoemd naar de toenmalige gouverneur van de stad. Houten bruggen verbonden via het middelste werk de landzijde met het ravelijn en de poort. Twee jaar later wordt voor de gehele westzijde van de vesting een enveloppe aangebracht. De laatst genoemde opbouw van de St. Janspoort als vestingwerk verandert niet tot de sloop in 1884, tien jaar na vestingwet die de ontmanteling van de stad verordonneerde. In achttiende en negentiende eeuw was het accent van de vesting meer en meer verschoven naar de kringforten rond de stad en de inundatie. Door de aanleg van de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Utrecht was de verkeersdrukte aan de westzijde van de stad dermate toegenomen dat in 1867 door de gemeente een verzoek wordt ingediend bij Binnenlandse Zaken om ten noorden van de poort een nieuwe doorgang in de vestingwal te mogen maken. Wanneer dit niet gehonoreerd wordt, stelt men voor de bestaande poort te verbreden. Een jaar later is toch toestemming gegeven de wal te doorbreken en een nieuwe brug te bouwen. De passage via de poort zal daarmee sterk zijn afgenomen, want in 1870 besluit men de wachters voorlopig te belasten met het toezicht op het verkeer op de stationsbrug. De oude poort blijft gehandhaafd, hoewel er regelmatig binnen de raad gediscussieerd wordt over het wel of niet onderhouden, dan wel slopen van de bruggen. De voorwerken in de gracht worden in 1879 verhuurd als bleekvelden en in 1882 wordt het wachthuis eigendom van de gemeente. Uiteindelijk wordt in 1883 het bestek goedgekeurd voor de sloop van de poort. Het opruimen van het ravelijn en de lunetten wordt in 1890 aanbesteed. Het voorwerk van de St.Janspoort wordt ten behoeve van de kanalisatie van de Dommel verwijdert, waarbij men de bekledingsmuur van de wallen handhaaft als waterkering. | - |
Noten | |
1. | H.L. Janssen, blz. 64-73. |
2. | C.J. Gudde, blz. 63. |
3. | Idem, blz. 105-109. |
4. | Idem, blz. 46 (naar Van Zuylen). |
5. | Facen: de naar buiten gerichte zijden van een bastion of bolwerk. |
6. | C.J. Gudde, blz. 47 (naar Van Zuylen). |
7. | Idem, blz. 47. |
8. | Idem, blz. 47. Onduidelijk is welk van de oude poorten bedoelt wordt. Vanuit technisch oogpunt is de Koepoort de meest aannemelijke, zowel vanwege de verbindende gang als de schotbalken. Vermoedelijk wordt deze toch gesloopt omdat het ontwerp van de nieuwe poort aan de waterbouwkundige eisen is aangepast. |
1999 |
M.W. Enderman en Drs. J.M.J. Willems's-Hertogenbosch : Vestingwerken St. Janspoort / SpinhuiswalIBID-rapport - | 9 november 1999 |